Interview


Tijdens mijn studie Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden, groeide steeds meer de behoefte om zelf scheppend bezig te zijn, in plaats van steeds te interpreteren wat door anderen gemaakt werd. Door een meditatie-cursus, waarin persoonlijke beelden en de beweging van de chakra's getekend werden, workshops dans, theater en percussie, ontdekte ik een onuitputtelijke bron van inspiratie.

Na afronding van mijn studie ben ik naar New York geëmigreerd, waar mijn dagelijkse schetsen konden worden 'uitgedanst' op doeken van twee bij twee meter. Maar na vier jaar van 'The Big Apple' gegeten te hebben trok de menselijke maat van Zutphen mij meer. Van bloemen die zich een weg moeten én banen door beton, terug naar het groene vlakke land.

Mijn doeken verhuisden van de 'ezel naar de grond'. Ik ontdekte en onderzocht het transparante gieten met acrylverf. Het dansante bleef belangrijk om door middel van improvisatie tot de essentie te komen.

Steeds meer probeerde ik om de ruimte 'voelbaar' te maken. Deze 'vliegruimte' was voor mij net zo essentieel geworden als het verlangen naar specifieke kleurstellingen. Aanleiding voor en begin van mijn werk was altijd een 'kleurvisioen', nu steeds vaker ook met realistische beelden.

Daar de beweging steeds kleiner en verfijnder werd en ik een realistische opdracht kreeg, en - niet onbelangrijk - ik er vele kreeg van onze opgroeiende dochter Amara, werd ik steeds meer gegrepen door het weergeven van nuances die rechtstreeks uit 'de natuur' komen. De afgelopen jaren heb ik me sterk bezig gehouden met het portret, als een aanraking van het hoger zelf. Ik ga er van uit dat we als ziel een hoger potentieel hebben, dat we zo veel mogelijk in ons leven trachten te belichamen. In deze afstemming variëren sfeer en techniek per individu. Ik beschouw het als een eer om me maandenlang te mogen toewijden en een mens zo dicht te mogen naderen.